Alles op tel

Yuna (11 jaar) moet alles ‘op tel’ doen. Niet van haar moeder of van haar juf maar van haar dwingende gedachten. Ze legt me uit dat het wel een ‘eerlijk nummer’ moet zijn zoals 2, 4 of 8. En het wordt steeds een hoger aantal keer, omdat ze de handelingen steeds vaker moet doen. Zo moet ze inmiddels 24 keer haar pennendop aandrukken en 28 keer het dopje van de tandpastatube aandraaien.

 Ze weet dat de kinderen in haar klas naar haar kijken als ze haar pennendop 24 keer aandrukt of 4 keer op het knopje van haar mobieltje drukt. Ze is bang dat ze haar raar vinden. Maar de dwang om het te doen is toch groter.

Yuna geeft aan dat ze na het uitvoeren van de handeling kortdurend een ontspannen gevoel heeft. Helaas zijn er steeds meer keren nodig om dit gevoel te krijgen.

Thuis heeft ze ook allerlei dwanghandelingen en –gedachten. Haar kussen kan ze niet gewoon rechtleggen na een nacht slapen. Ze moet het nog acht keer doen. Yuna: “als ik het niet doe word ik misselijk of krijg ik buikpijn”. Zo checkt ze ook meerdere malen of het licht uit is.

Ze geeft aan dat haar moeder dit ook heeft. Als ze de deur uitgaan loopt haar moeder gestrest alle kamers af om zeker te zijn dat alles afgesloten is. Als ze het idee heeft een kamer vergeten te zijn, dan loopt ze ze allemaal opnieuw af.

Yuna vertelt dat ze zich kan herinneren dat ze dit gedrag niet had toen ze jonger was. Omdat ze op school steeds meer moeite kreeg om mee te komen, bouwden de spanningen op en gaven deze handelingen haar een gevoel van controle. Ze wil graag van mij leren hoe ze hiermee kan stoppen. Ze geeft aan er zelf weinig nadelen van te ondervinden. Ze weet dat het niet ‘normaal’ is en geeft toe dat het moe maakt.

Ik laat haar eerst meedenken wat normaal is. We maken een lijst van al haar dwanghandelingen en schrijven er naast wat de normale handeling zou zijn. Vervolgens laat ik haar ervaren wat het niet uitvoeren van de dwanghandelingen lijflijk met haar doen. Door haar voor te laten stellen dat ze de pen maar eenmaal aandrukt ervaart ze een irritante jeuk en een gevoel van spanning in haar buik. Ze bedenkt zelf dat het handig is haar handen onder haar bovenbenen te klemmen zodat ze de neiging om overal aan te friemelen kan onderdrukken.

Zoals Yuna zelf wist te vertellen kwamen de dwanghandelingen in haar leven toen ze zich onbevredigd voelde omdat ze de opgaves op school niet naar behoren gemaakt kreeg. De spanning raakte ze daarmee niet kwijt, middels de dwanghandelingen lukte dit wel. Daar had ze vat op!

Met een uurtje therapie per week lukt de behandeling van dwang niet. Yuna gaat thuis oefeningen maken die haar helpen in bewustwording en verandering van gedrag. Het slagen van de therapie is een combinatie van lijflijk leren omgaan met spanning en deze verdragen zonder toe te geven aan de dwanghandelingen die slechts tijdelijk verlichting geven en steeds vragen om uitbreiding van de handelingen. Als Yuna dit nu leert heeft zij een ervaring die haar de rest van haar leven een bodem geeft weerstand te bieden aan allerlei dwangmatigheden die zich vanuit het onbewuste aandienen om spanning af te voeren.

 * ) vanwege de waarborg van privacy van cliënten is gekozen voor een fictieve naam.

 

Zelfsabotage

Kinderen in therapie geven soms aan ergens vanaf te willen, maar gaandeweg de therapie blijkt dat er iets is dat het negatieve gedrag in stand houdt. Ze zeggen er graag vanaf te willen maar iets in hen, veelal onbewust, weerhoudt hen ervan.

Lilian (tien jaar) wil leren voor zichzelf op te komen. Zowel op school tijdens het overblijven als thuis in de omgang met haar zus, ervaart ze regelmatig dat anderen over haar heen lopen. Tijdens het overblijven is er een groepje populaire meiden en Lilian wil graag aansluiting bij hen. Omdat ze van nature stil is en niet het juiste weet te zeggen, mist ze de boot. Haar zus is goedgebekt en is haar thuis steeds te slim af. Ze weet Lilian voor haar karretje te spannen om dingen voor elkaar te krijgen bij hun ouders, en bepaalt steeds als eerste wat er op tv gekeken wordt of wie er de Nintendo mag.

In de therapie beschrijft Lilian voorbeeldsituaties van school en thuis. Samen bespreken we wat ze vindt dat er mis ging en hoe ze had kunnen reageren. Naast het in rollenspellen uitproberen van verschillende verbale reacties, krijgt Lilian ook inzicht in hoe haar lichaamshouding, manier van kijken, geluiden die ze maakt en de timing van dingen die ze doet allemaal van invloed zijn op hoe ze zelf overkomt.

In de eerstvolgende sessie komt moeder mee met haar om mij iets te vertellen wat Lilian zelf niet durft. Lilian kan er niet tegen als mensen in haar omgeving ruzie maken. We nemen dit mee in de therapie.

Het meenemen van moeder naar mij maakt iets zichtbaar. Wat hier niet klopt is, dat Lilian mij als hulpvraag gesteld heeft te willen leren voor zichzelf op te komen. Als haar moeder het verhaal moet doen voor haar, oefent ze dit niet. Dit benadrukt dat haar ouders in een tussentijds oudergesprek aangeven weinig verbetering te zien.

Samen met Lilian ga ik de eerstvolgende sessie onderzoeken wat vanuit haar onbewuste hier saboterend werkt. Ik leg haar uit dat er in haar een soort saboteur zit die er nog voordeel in ziet om niet voor zichzelf op te komen. Zoals een bezorgde moeder die haar aandacht geeft. Door Lilian een poppetje te laten kiezen voor de saboteur, is dit geen bedreiging voor haar en is zij actief in de sessie betrokken om te achterhalen hoe dit zit.

Een saboterend deel kan al bij haar gekomen zijn toen ze nog veel jonger was. In een visualisatie met gesloten ogen komt ze erachter dat dit deel bij haar kwam toen ze drie jaar was. Toen kon ze nog minder zelf dan nu (zeven jaar later) en had ze het saboterende deel nodig. Bijvoorbeeld door te gaan huilen als ze niet zelf op een fietsje kon of een kindje iets van haar afpakte. Nu Lilian dit helder heeft is ze gemotiveerder om hiermee af te rekenen. Die middag al, hoor ik van vader dat ze in onenigheid met hem voor zichzelf opkwam!

*) Om de privacy van de cliënt te waarborgen is gekozen voor een fictieve naam.

Lamgeslagen

Kristy (22) zit onderuitgezakt. Ze verzucht: “Tot nu toe werkten we in groepjes samen aan een opdracht; nu ik mijn eigen eindproject moet maken, wordt er echt iets van mij verwacht.” En daar loopt ‘t vast. Ze voelt zich depressief, ongemotiveerd, geblokkeerd en weet dat ze uitstelgedrag vertoont. Langzamerhand durft ze zich niet meer op de universiteit te vertonen omdat de medestudenten allemaal goed bezig zijn met hun project en zij niet.

Een tennistoernooi weet ze prima te organiseren en ze speelt er de sterren van de hemel. Hierover praat ze enthousiast en vrolijk. Zodra het gespreksonderwerp verandert naar haar project wordt ze somber. Ze geeft aan niet te weten hoe ze hiermee verder moet en dat maakt dat ze lamslaat. Haar projectbegeleider heeft haar een bedrijf toegewezen waar ze onderzoek moet doen om voor haar bachelor te slagen. Volgens Kristy is het onderwerp vaag en zolang ze geen stappen zet, blijft dat zo. De weken vliegen voorbij zonder duidelijke vorderingen. Na tien weken is ze, naar eigen zeggen, ingestort. Ze kan moeilijk stoppen met huilen.

Kristy wordt op twee manieren geholpen. Praktisch, door inzichtelijk te maken hoe ze het project in kleinere stappen kan opdelen en domweg uitvoeren, zonder steeds na te denken of het wel zinvol is. In het begin van een project mis je overzicht en het gevoel of het zinnig is wat je doet. Het is moeilijk om je aan het werk over te geven zonder dat je weet waar het precies toe leidt. Om haar vertrouwen en inzicht te sterken, wordt haar het voorbeeld van leren tennissen gegeven. Nu als succesvol tennisster weet ze – al dan niet bewust – dat er moeilijkheden te overwinnen zijn in een leerproces. Toen ze startte met lessen wist ze niet wat ze tegen zou komen, maar wist ze wel de richting. Er zijn legio voorbeelden van. In haar stageproject zijn de doelen vaag omschreven waardoor ze geen duidelijke richting heeft om aan vast te houden. Dat werkt nu blokkerend. We bekijken welke onderliggende patronen, negatieve gedachten of gedragingen haar blokkeren. Ze komt erachter dat haar drang naar perfectie haar tegenwerkt. Als ze niet direct weet waar het op uitdraait, lijkt ze te blokkeren en niets te willen riskeren. Ze heet een verlangen om het project af te maken en tegelijkertijd loopt ze in zichzelf tegen allerlei weerstand aan om het voor elkaar te krijgen.

Ze wil het perfecte plaatje, het succesvolle resultaat, maar wat ze daarvoor moet doen, daar heet ze geen zin in. Ze moet iets creëren wat er in haar beleving nog niet was. Ze weet dus niet hoe het ‘perfecte project’ eruit zou moeten zien. Ze zou liever gisteren al bij het eindresultaat zijn dan morgen zonder alle tussenliggende stappen, met moedeloosheid tot gevolg. Dit dient ze onder ogen te zien zonder zichzelf op de kop te geven. Die zelkastijding blokkeert en verkrampt haar. Ze kan beter geïnteresseerd zijn in haar manier van reageren op dit project en de patronen hierin leren doorgronden. Als ze bereid is hier met enige humor en zachtheid relativerend naar te kijken, kan ze het geblokkeerde oplossen en krijgt ze haar project af.

*Vanwege de waarborg van privacy van cliënten is gekozen voor een fictieve naam.