Hooggevoelig
Bestaan er kinderen die gevoeliger zijn dan andere kinderen? En zo ja, hoe weet je dat dan? Vaak ervaren hooggevoelige kinderen van kleins af aan al dat ze ‘anders zijn’, maar weten vaak niet goed waarin. Ze nemen de stemmingen van zichzelf en anderen in de klas sterk waar, ze kunnen zich in een drukke omgeving snel afgeleid, geïrriteerd, vermoeid of ongeconcentreerd voelen. Ze hebben een rijke, innerlijke belevingswereld en vragen zich met betrekking tot het leven en de waarheid meer af. Hierdoor kunnen ze zich soms moeilijk staande houden in overvolle klassen, de voor- en naschoolse activiteiten, de digitale levensstijl van ‘sms en chat’ en alles wat hoort bij het meedoen aan de eisen van de huidige tijd.
Je kunt je als hooggevoelig kind niet isoleren. Het is realistischer om deze kinderen te helpen zichzelf goed te leren kennen en te beschermen op een manier die in het gewone leven past. Echter, als hooggevoelig kind heb je het doorgaans lastiger, je neemt nu eenmaal meer waar en hebt meer te verwerken. Om hooggevoelige kinderen te kunnen helpen in het gewone leven mee te doen, is het handig om eerst te begrijpen waarin de werking van hun hersenen verschilt van minder gevoelige kinderen. Bij hooggevoelige kinderen is het natuurlijke vermogen om zaken uit het onder- en onbewuste een doorslaggevende rol te laten spelen in de dagelijkse informatieverwerking beter ontwikkeld. Kort gezegd: ze doen minder op basis van ‘weten’ en meer op ‘voelen’. En nemen in dit voelen alles mee. Naast deze complexere informatieverwerking hebben deze kinderen vaak snellere reflexen, ondervinden ze meer invloed van pijn, medicijnen en opwekkende middelen en hebben ze vaker last van een overactief immuunsysteem en allergieën. In zekere zin is hun hele lichaam ontworpen om nauwkeuriger te kunnen waarnemen en evalueren wat er binnenkomt. Dat klinkt mooi als het kind op een juiste manier met zijn hooggevoeligheid om kan gaan.
De werking van de hersenen is associatief. Als deze kinderen meer waarnemen en meer te verwerken hebben, lopen ze de kans meer te associëren. Een voorbeeld. Een hooggevoelig meisje kan van binnen iets heel zeker weten. Bijvoorbeeld hoe zij een spreekbeurt gaat aanpakken.
Vervolgens bespreekt ze dit met haar ouders. Die komen met goedbedoelde argumenten om wat te veranderen. Gevoelsmatig kloppen die niet met wat het kind wilde. Er start in haar een innerlijke dialoog op waarin haar hele idee wankelt. Dat komt omdat ze (onbewust) alles betrekt in haar keuzes. Niet alleen de feitelijke weetjes voor de spreekbeurt, nee, ook de gevoelens van haar ouders en de mogelijke gedachten die haar ouders over haar hebben. Het associëren komt in volle gang. Dat betekent niet dat ze het bij alles aan het juiste eind heeft. Hoe meer er te associëren valt, hoe meer fouten er gemaakt kunnen worden in het juist waarnemen en interpreteren. Daarom kan dit meisje ogenschijnlijk niet snel genoeg mee komen. Terwijl anderen alweer verder gaan, is zij nog bezig alle informatie te verwerken. Zo wordt ze door de situatie afgezonderd. Dit kan ten koste gaan van haar evenwichtigheid.
Kinderen zoals dit hooggevoelige meisje kunnen door de overprikkeling van alle indrukken danig uit balans raken, zodat ze hevige fysieke of emotionele stress ervaren. Daardoor blijven ze in de emotionaliteit van het moment hangen. De ouder of leerkracht dient hier een rustpunt te zijn. Als het kind kan ervaren dat zijn belangrijkste opvoeders niet onzeker zijn, is dat voor dit kind een hoopvol teken en kan het kind al pratende de spanning bij de opvoeders weg laten vloeien als onderdeel van het verwerkingsproces. De ouder fungeert dan als een projectiescherm of klankkast waartegen het kind zijn problemen verwoord ziet. Doordat het kind de tijd krijgt om te vertellen, kan het voelenderwijs tot een evenwichter beeld komen.