Denkmerries

Mijn zoon van 9 had last van ‘denkmerrries’, zo liet hij me middenin de nacht weten. Hij vertelde dat dit nachtmerries waren met vervelende gedachten. Hierdoor was hij onrustig en sliep slechts korte stukjes. Op internet zocht ik of de term al bestond. En ja, er bleek nog een kind te zijn dat deze term gebruikt had, alleen dan voor enge dagdromen. Dus nare gedachten die overdag verhinderen dat je je aandacht bij andere dingen kunt houden.

Nare gedachten kunnen een kind behoorlijk bezig houden. Als het kind hetgeen het denkt serieus neemt en dit niet onderzoekt, terwijl het eng van aard is, heeft het kind een probleem. Angst werkt verstijvend, iemand die bang is onderzoekt niet goed en daardoor blijft het probleem in stand.

Enkele voorbeelden uit mijn praktijk van kinderen die last hebben van nare gedachten.

Jim (9) geeft aan last te hebben van gedachten die hij opgepikt heeft door het kijken naar het Jeugdjournaal. Hij ziet hierin dat kinderen hun ouders kwijt kunnen raken, vluchteling kunnen worden, te maken kunnen krijgen met inbraak, overstroming of brand. Als hij s’ avonds in bed ligt nemen de nare gedachten de overhand en kan hij deze niet meer loslaten. Hij ligt regelmatig te huilen en slaapt pas in als een van zijn ouders bij hem komt liggen.

Marty (10) heeft een oudere broer. Hij laat haar regelmatig ongewenst horrorgames en filmpjes zien. Hij weet dat zij dit niet leuk vindt en daar doet hij het om. Marty denkt dat de enge beelden tot leven kunnen komen in haar eigen omgeving. Ze durft niet meer alleen naar boven.

Chantal (15) is erg gevoelig. Zij pikt van alles op uit haar omgeving. Ook als kinderen nare dingen vertellen kan ze dit niet loslaten. Ze blijft denken dat het haar ook kan overkomen of is extreem verdrietig om hun ellende.

Als ik met deze kinderen werk maak ik eerst zichtbaar hoe veel last ze van deze gedachten hebben. Dit doe ik door hen er een cijfer aan te laten geven. Vervolgens vraag ik bij welk cijfer die mate van angst hoort die acceptabel is voor de gedachte die ze hebben. De gedachte moet behapbaar zijn, anders verwerken ze het niet goed en blijft het in hun gedachten rondspoken. Ik vraag ook of het kind denkt dat zijn vervelende gedachten echt gaan gebeuren. Meestal weet het kind wel dat dat niet zo is, of de kans heel klein is. Dit visueel maken helpt. Ik laat kinderen concrete voorbeelden geven van hun nare gedachten. Deze gaan we vervolgens onder de loep nemen.

De reden dat kinderen uit zichzelf nare gedachten die zich aan hen opdringen niet onderzoeken op hun juistheid, is omdat ze die gedachten te veel macht toekennen. Een autoriteit zoals een ouder of leraar die macht uitstraalt stel je als kind ook niet ter discussie. Onderzoek is het ter discussie stellen. Je kunt er stiekem wel aan denken dat je het niks vindt, maar je durft er als kind niets mee te doen. Liever denk je er helemaal niet aan, maar dat lukt niet. Door de gedachten met het kind te onderzoeken neemt de macht samen met de angst af. Deze verminderen nog verder door ook nog bewust te krijgen wat voor onprettige lichamelijke sensaties gedachten teweegbrengen en hier vriendelijke aandacht aan te geven. Het kind wordt zo weer de baas over zichzelf en zijn gedachten!

*) Om de privacy van de cliënt te waarborgen is gekozen voor fictieve namen.